Het Boeddhisme
Piet Romeijn, november 2006
Ik denk dat ik moet beginnen met er op te wijzen dat de term 'boeddhisme' door westerse wetenschappers bedacht is. Het woord heeft in de Aziatische talen geen equivalent. Niettemin speelt de Boeddha een rol in vele Aziatische godsdiensten, die qua uiterlijk en inhoud enorm verschillen, maar alle van zichzelf zeggen dat ze uitdrukking zijn van de leer van de Boeddha. U weet waarschijnlijk dat Boeddha niet de naam van een persoon is, maar zoiets betekent als de ontwaakte, de verlichte.
Voor de goede orde geef ik een definitie die bij westerse geleerden gebruikelijk is: "boeddhisme is een verzameling van kenmerken die zeer vele oosterse godsdiensten, culturen en levensbeschouwingen gemeen hebben, en afkomstig zijn van de leringen van de Boeddha in de 6e eeuw vC."
Boeddhisme inhoudelijk:
De gebruikers van mijn digitale bibliotheek hebben twee beschrijvingen van het boeddhisme in hun computer zitten, samen ongeveer 25 A-viertjes, één van een Nederlandse hoogleraar (tevens boeddhist) en één van een Vlaamse psychiater. (documenten nrs 69 en 70) Ik beveel ze aan omdat ik hier nu aan het boeddhisme inhoudelijk geen recht kan doen, maar vooral omdat ze allebei in begrijpelijk Nederlands gesteld zijn. U zult merken dat het boeddhisme alleen al daardoor veel minder exotisch is dan vaak gedacht wordt. Waarom doet het boeddhisme exotisch aan?
Dat heeft natuurlijk oorzaken: in de eerste plaats 25 eeuwen cultuurverschillen tussen Oost en West, die in de loop van de eeuwen niet kleiner maar groter werden. Tot de 19e eeuw was het boeddhisme, samen met het hindoeïsme, voor het Westen één pot nat: het waren 'wilden' met heidense godsdiensten, 'ketterij' en 'bijgeloof' zoals de latere missionarissen zeiden. Toen pas ontdekten westerse filologen in nooit eerder vertaalde teksten Pali en Sanskriet dat de Boeddha niet de zoveelste figuur uit het Aziatische pantheon was, maar een mens. Maar in de 19e eeuw was niet-christelijke spiritualiteit nog ondenkbaar, en psychologie als wetenschap van de geest bestond helemaal nog niet. Slechts enkele filosofen zagen kans iets te beginnen met de brokjes informatie, Schopenhauer b.v.Dit en nog andere oorzaken hebben gemaakt dat westerse vertalingen van boeddhistische levensbeschouwingen poëtisch, bloemrijk, exotisch,cryptisch of gewoon onbegrijpelijk werden gevonden. Wat moeten we met 'leegte die vol is' en 'volheid die leeg is', of met 'ik-loosheid'? Wat bedoelt de spreker of schrijver met 'één worden met het Al', of 'het ego vernietigen'?
Gelukkig begint daar verandering in te komen. We zijn nu zo ver dat we het boeddhisme met westerse termen al aardig kunnen beschrijven. Ik ga dat proberen. Ik ben geïnteresseerd omdat ik de leer van de Boeddha als levensfilosofie hoog waardeer. Ik laat de godsdienstige uitwerkingen van het boeddhisme onbesproken.
Spiritualiteit versus psychologie.
Mijn verhaal is gebaseerd op het feit dat spiritualiteit en psychologie de laatste 30/40 jaar bezig zijn naar elkaar toe te groeien. Spiritualiteit eventjes definiëren is onbegonnen werk. Ieders definitie is even goed. De psychologie is op het ogenblik nog versnipperd in letterlijk tientallen verschillende richtingen en stromingen. In mijn verhaal gaat het speciaal over de transpersoonlijke psychologie, die ook wel 'de moderne filosofie van de spiritualiteit' genoemd wordt. De 'psychosynthese' bijvoorbeeld is één van de varianten ervan.Het uiteindelijke doel van spirituele verlichting en het doel van de psychotherapie werden altijd (en eigenlijk nog steeds) als twee verschillende dingen gezien. De verlichtingsleer probeerde het ego te ondermijnen of te overstijgen, terwijl de psychotherapie het ego juist trachtte te steunen of te genezen.
Vooraanstaande transpersoonlijke denkers, in het bijzonder Ken Wilber, hebben veel belangrijke punten van onderscheid tussen psychische groei en spiritualiteit verhelderd. Anders gezegd: het domein van de psychologie is zodanig uitgebreid dat het alle aspecten van de menselijke ervaring omvat, en ook nog als een samenhangend geheel. Ken Wilber wordt niet voor niets wel eens de Einstein van de psychologie genoemd.
Natuurlijk gaat zoiets niet zonder slag of stoot, zelfs niet in onze snelle eeuw. De soms felle discussies en beleefd geformuleerde scheldpartijen zijn op het internet goed te volgen. Anderzijds zijn er ook al vele congressen, symposia e.d. geweest waarin psychologen en psychiaters delibereerden over het gebruik van boeddhisme en transpersoonlijke psychologie in hun werk.
Er staan dan twee visies tegenover elkaar:
• De tradiioneel-westerse wetenschappelijke visie, die het doel van Boeddha's leer reduceert tot 'optimaal psychologisch functioneren'. Veel transpersoonlijke psychologen of psychiaters vinden dat.
• Een tweede visie gaat oog krijgen voor de oosterse nadruk op spirituele en transcendentale ervaringen, maar vindt dat de gewone ontwikkeling tot rijpe persoonlijkheid wordt verwaarloosd. Een moderne criticus schrijft bijvoorbeeld: "Je moet eerst iemand worden voordat je niemand kunt zijn".
Daar komt bij dat in de laatste twintig jaar heel wat bekende spirituele leraren bezweken zijn aan de bekoringen van macht en begeerte. Corruptie en misbruik van vertrouwen hebben de betrouwbaarheid van spiritueel gezag en de betekenis van verlichting geen goed gedaan. Het enige dat vaststaat is dat beide kampen er op uit zijn lijden te verzachten. De visies van voor- en tegenstanders laten zich m.i. best invoelen. B.v. dat boeddhisten het genezende werk van de transpersoonlijke psychotherapie als een soort inlijven van iets heiligs zouden kunnen zien. Ik kies geen partij in die tweekamp, maar ik lees met genoegen dat het streven naar harmonie sterker schijnt dan het streven naar scheiding.
Verlichting:
Ik ga nu verder over de verlichting die de boeddhist hoopt te bereiken. Ik gebruik het vocabulaire van Han de Wit, omdat ik daar meer van begrijp dan van vele andere. Han de Wit is een boeddhist die tot voor kort als hoogleraar aan de VU contemplatieve psychologie doceerde. Ik voel mij door zijn vocabulaire aangesproken.De Boeddha zelf definieerde verlichting tegen het eind van zijn leven anders dan aan het begin. Aanvankelijk definieerde hij verlichting als 'beëindiging van lijden', later als het realiseren van shunyata (leegte), en tenslotte als de realisatie van onze boeddha-natuur, totale helderheid van geest en onvoorwaardelijke toewijding aan het bestaan.
Die boeddha-natuur is in ieder mens latent aanwezig, maar moet wel tot ontwaken gebracht worden. Het begrip is natuurlijk ook door de Boeddha zelf in zijn eigen taal veel bloemrijker omschreven dan ik nu doe. Voor mijzelf privé betekent verlichting op het ogenblik het vermogen klaar te komen met ongewenste eigenschappen van mijn ego.
Han de Wit gebruikte in zijn boek De Lotus en de Roos voor die Boeddha-natuur de term 'fundamentele menselijkheid'. Wat hij daarmee bedoelt is ook weer te lang voor dit bouwstuk, maar in het document 78 in de digitale bibliotheek vertelt hij het zelf in een paar A-viertjes.
Het spirituele pad dat de Boeddha verkondigde zou leiden tot bewustwording van de pijnlijke onvermijdelijkheden van het menselijk bestaan, een levenshouding die voor die pijnlijke kanten niet op de vlucht slaat, maar ze accepteert en omarmt. De Boeddha noemt er acht: geboren worden, ziekte, ouderdom, sterven, niet krijgen wat je hebben wil, wel krijgen wat je niet wil hebben, proberen te krijgen wat je wil hebben, en proberen vast te houden wat je niet kwijt wil.
Han de Wit noemt ze vormen van existentieel lijden, inherent aan het bestaan. De niet-verlichte mens ervaart het als lijden omdat hij voortdurend bezig is met afweer, ontkenning en verzet tegen de pijnlijke kanten van het bestaan, in de mening dat dat de weg naar geluk is. Het boeddhisme wil ons bewust maken van het feit dat die levenshouding ons juist wegvoert van geluk, en dus een verkeerde weg is. Via het pad van de Boeddha kan existentieel lijden worden getransformeerd tot onvoorwaardelijke compassie voor het menselijk bestaan. Dat is verlichting.
Maar wat nou als ons existentieel lijden zo groot is dat we het niet of nog niet onder ogen kunnen zien? Het kan dan zo onhanteerbaar groot worden dat er geen andere uitweg lijkt te bestaan dan toch afweer en verzet. Dat is het ontstaansmoment van neurose, van neurotisch lijden. De functie daarvan is a.h.w. het existentiële lijden buiten ons bewustzijn te plaatsen en te houden. Dan is psychotherapie nodig. Een van Freuds beroemde uitspraken kunnen we nu kort herformuleren: psychotherapie kan ertoe bijdragen om neurotisch lijden te transformeren tot existentieel lijden.
Wanneer spiritualiteit, wanneer psychologie?
Het onderscheid tussen die twee soorten lijden heeft volgens Han de Wit implicaties: 1. waar geen existentieel lijden is, daar kan geen neurotisch lijden ontstaan
2. neurotisch lijden is symptomatisch voor en gevolg van als ondraaglijk ervaren existentieel lijden.
3. waar neurotisch lijden is, daar kan existentieel lijden niet worden ervaren.
Deze implicaties geven ook een handvat om te bepalen wanneer psychotherapie en wanneer een spiritueel pad heilzaam is. Als existentieel lijden niet aanraakbaar is, maar overdekt wordt (door een neurose b.v.) dan is psychotherapie aan de orde. Maar juist weer niet als iemand met existentieel lijden worstelt. Freud had de Boeddha en zijn leerlingen niet kunnen helpen.De psychotherapeut of de spirituele mentor moeten dus (diagnostisch) zicht hebben op wat de persoon nodig heeft. Daar naar handelen is een daad van compassie.
De boeddhistische filosofie is universeel en onafhankelijk van godsdienst.
Een belangrijk kenmerk van het spirituele pad van de Boeddha is dat het gericht is en blijft op de menselijke geest zelf. Geloof aan hogere scheppende of sturende machten werd door de Boeddha consequent aan zijn leerlingen overgelaten. Dat is een van de redenen waarom westerse psychologen en psychotherapeuten voor de boeddhistische spiritualiteit belangstelling kregen, die inmiddels dialoog aan het worden is. Dat dat niet zonder slag of stoot gaat, moge blijken uit een verslag van een symposium in 2001 over de vraag hoe je een verlichtingservaring kunt onderscheiden van een psychiatrische stoornis, onder de veelzeggende titel 'Verknipt of Verlicht? Deelnemers waren kanonnen uit de Nederlandse wereld van filosofie, psychologie en psychiatrie.
Een terugkerend thema in alle westerse dialogen is de vraag wat boeddhistische spirituele oefeningen eigenlijk doen met de menselijke geest. Kunnen ze van nut zijn bij psychotherapieën? Of zijn het manieren om onze levenshouding fundamenteel om te vormen? Of niet meer dan methoden om de menselijke geest te onderzoeken?
Eenvoudige antwoorden zijn er niet, omdat er niet alleen binnen de psychologie veel verschillende stromingen bestaan, maar ook binnen de boeddhistenscholen. Rond het begin van onze jaartelling waren er in Azië al tientallen. Het boeddhisme veranderde steeds als het in andere culturen terecht kwam. De vele godsdiensten illustreren dat: vergelijk de Chinese verwerking tot wat nu Zen boeddhisme heet met het bonte Tibetaanse boeddhisme.
Het boeddhisme in het Westen is nog bezig zijn eigen vorm te krijgen. Het schijnt dat men in de VS het verst gevorderd is. Ons CBS heeft geen cijfers, maar de Boeddhistische Omroepstichting claimde een paar jaar geleden zendtijd voor 480.000 boeddhisten. De Boeddhistische Unie Nederland telde vijf jaar geleden 29 groeperingen met een achterban van 125000 mensen.
Als wereldwijde verspreiding vind ik op het internet alleen maar schattingen tussen 376 en 500 miljoen mensen. Volgens de Britannica van 1997 waren er in Europa ongeveer 1,5 miljoen. In India is het boeddhisme nagenoeg uitgestorven.
Wat vind ik er zelf van?
Even los van mijn persoonlijke aspecten zou ik een huwelijk van boeddhistische spiritualiteit met westerse psychologie toejuichen als een bijdrage aan de integratie van Oost en West die ik nodig acht voor een goed leefbare wereld. Een sterk punt is m.i. dat het boeddhisme elk wat wils biedt: enerzijds kun je er een echte spirituele transformatie mee bereiken, boddhisattva worden, in een klooster gaan, ondergedompeld raken in een echt spiritueel of transpersoonlijk bewustzijn. Maar anderzijds biedt het ook de mogelijkheid om op je eigen houtje of met een leraar/therapeut klaar te komen met levensproblemen. Dat laatste verklaart dat mijn belangstelling voor het boeddhisme meer dan alleen intellectueel is.
En last but not least: de boeddhist is vrij om zijn eigen godsdienst te kiezen zo hij dat wil. In het algemeen kan de mens t.o.v. het hogere op drie manier positie kiezen: hij kan zich er tegenover stellen, hij kan zichzelf als een deel ervan beschouwen, of (tussenweg) harmonie ermee nastreven. Mijn keus is op het ogenblik die tussenweg.
In mijn optiek is het boeddhisme in de vorm die ik heb beschreven met de vrijmetselarij heel goed verenigbaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten