vrijdag 18 maart 2011

Vrijmetselarij: verslag van een persoonlijke zoektocht


Piet Romeijn, januari 1994

Het idee voor dit bouwstuk is ontstaan toen ik een keer met de vraag bezig was 'Wat heb ik aan vrijmetselarij gehad in die 18 jaar?' Ik zocht en zoek nog steeds zonder precies te weten wat ik zoek. Dus ik weet ook niet of ik het gevonden heb. Eigenlijk zegt 'zwerftocht' beter wat ik bedoel dan 'zoektocht'. Die zwerftocht heeft wel het een en ander opgeleverd, en daarvan wil ik een soort verslag geven.

Om een beetje samenhang te krijgen heb ik mijn verhaal gegroepeerd rondom drie thema's:

1° Hoe mensen met elkaar moeten omgaan (het belangrijkste thema)
2° Wat is het dat mensen tot zoekers maakt?
3° Mijn kijk op de menselijke samenleving.

Piet Romeijn
Die drie thema's hebben natuurlijk nooit als een soort boodschappenlijstje in mijn hoofd gezeten. Het is een schijnbare orde in wat in werkelijkheid een ratjetoe is. Product van lezen, nadenken en discussiëren, vaak door toeval gestuurd. Na mijn 65e is dat geïntensiveerd omdat het heilige moeten van het werk wegviel. En de conclusies waarover ik verslag doe ontsprongen lang niet altijd plotseling, maar groeiden geleidelijk.

Ik hang mijn verslag op aan een aantal bouwstukken die ik heb geleverd. Die kun je een beetje als mijlpalen beschouwen. Telkens als ik me ergens in verdiept heb en weer een beetje kennis of inzicht heb verworven, heb ik de behoefte om dat door te geven, tot drammens toe. En de loge wordt daar wel eens het slachtoffer van.

In 1979 bracht ik het bouwstuk 'Positieve en negatieve vrijheid', gebaseerd op een boek van Erich Fromm. Het was mijn eerste echte bouwstuk als meester- vrijmetselaar. De strekking was als volgt: De moderne westerse mens heeft aanzienlijk meer vrijheid om zijn eigen leven te sturen dan zijn voorouders. Maar die zegen heeft een keerzijde. Veel mensen vinden het maar moeilijk om die vrijheid zelf in te vullen, zelf te moeten kiezen hoe ze moeten denken en doen, en ze geven zich dan gemakkelijk over aan automatisch conformisme, autoritairisme of destructivisme. Kerk en politiek bijvoorbeeld willen je maar al te graag verlossen van zo'n angst voor de vrijheid, door je precies voor te schrijven hoe je moet leven.

Mijn conclusie was: iedereen moet z'n eigen leven leven, en kan alleen maar zelf met z'n problemen klaarkomen. Je kunt een ander daarbij helpen, niet door hem of haar oplossingen op te dringen, maar meedenken voor een door de ander zelf te kiezen oplossing. Stimuleer het eigen denken bij iedereen, maar vooral bij jezelf. Vraag je steeds af of een idee van jezelf is, of klakkeloos aanvaard van de een of andere vermeende autoriteit. Dat is niet zo makkelijk als het misschien lijkt.

Ik had al snel kennis gemaakt met ons gezegde 'Op U komt het aan'. Aanvankelijk had dat voor mij weinig inhoud. Als het tot mij gericht werd, had ik zelfs wel eens het gevoel dat ik op mezelf teruggeworpen werd. Pas door nadenken over Fromm b.v. kreeg dat gezegde betekenis.

In 1987 bracht ik als bouwstuk voor het eerst 'Het concept Liefde volgens Fromm'. Het was en is nog steeds een pleidooi voor een levenshouding en een omgang met je medemensen met de kenmerken geven van jezelf, zorg, verantwoordelijkheid, respect en inzicht. En vergeet vooral dan niet om dat ook op jezelf toe te passen. Niet alleen 'Ken Uzelve', maar ook 'Respecteer Uzelve'. Wie niet van zichzelf houdt, kan ook niet van een ander houden. Het beste kun je de naam Liefde maar vergeten. Dat wekt alleen maar verwarrende of romantische associaties met even geaccepteerde, maar heel andere definities van liefde. Noem het liever 'levenshouding' of 'recept voor de omgang tussen mensen'.

Mijn conclusie was en is: ik beschouw dit inzicht als een van mijn voornaamste verworvenheden. Ik ben ervan overtuigd dat de samenleving een stuk aangenamer zou zijn als genoeg mensen dit recept zouden toepassen. Zelfs als ze dat zouden doen uit puur verstandelijke overwegingen. Ik zeg dat nou wel, maar ik weet niet zeker of het waar is, want het is meer dan alleen een intellectueel concept. Ik heb het bouwstuk enige malen herschreven voor presentatie in andere gezelschappen. Nog steeds vind ik het een moeilijke materie. Geven gaat nog wel, maar ontvangen vind ik veel moeilijker. Waarschijnlijk heeft zoiets te maken met hoe je heel diep van binnen over jezelf denkt.

Mijn kijk op de menselijke samenleving was al heel lang zorgelijk, dus mijn kennismaking met het werk van Fritjof Capra viel in goede aarde. En dat resulteerde in 1988 in mijn bouwstuk 'Keerpunt of doemdenken'. Als ik dat nu herlees heb ik er kritiek op. Dat komt waarschijnlijk omdat ik er in 1988 veel minder van begreep dan nu.

Het bouwstuk komt globaal op het volgende neer: de westerse samenleving vertoont ziekteverschijnselen, maar dat hoeft geen grond te zijn voor doemdenken. We staan gewoon voor een cultuurverandering zoals in het verleden al vaker gebeurd is. Alleen is die nu ingrijpender en voor het eerst mondiaal i.p.v. regionaal. Capra verklaart de eenzijdigheid van de westerse cultuur vanuit het Cartesiaanse en Newtoniaanse denken, en betoogt dat we nodig ons wereldbeeld moeten herzien. En dat er bij oudere culturen wijsheid te halen is.

Ik voelde mij toen een hele piet met m'n nieuwe wijsheid, maar ik realiseer mij nu dat de uitwerking voor mijzelf niet meer dan blikverruimend was. Het leerde mij op een andere manier naar de dingen kijken dan ik in mijn arbeidsverleden gewend was. Dat er samenhangen bestaan waaraan ik nog nooit gedacht had. Ik stuitte op begrippen waarvan ik alleen maar de namen kende, maar niet de inhoud. Stimulansen om meer aan de weet te komen over cultuur, beschaving, wereldbeeld, biologische en culturele evolutie, psychologie, ecologie, biologie, homeostase, systeembenadering van het leven, enz. enz. Het maçonnieke kader kun je vinden in onze beginselverklaring: 'de orde streeft naar de veelzijdige en harmonieuze ontwikkeling van de mens en de mensheid'.

In 1990 bracht ik het bouwstuk 'Gaia danst'. De strekking van het bouwstuk was dat de planeet aarde alle kenmerken vertoont die we van een levend organisme verwachten, de Gaia-theorie. Maar de hoofdzaak was het verhaal van de evolutie van het leven, dat wonderbaarlijke proces zonder zichtbaar doel of plan, schijnbaar bestuurd maar toch autonoom, en tot nu toe onstuitbaar gebleken door welke calamiteit dan ook. Het is tot nu toe een eindeloze variatie op een aantal eenvoudige functionele strukturen uit de beginperiode, met een tendens naar toenemende complexiteit en toenemende verscheidenheid. En met een behoorlijke omzetsnelheid: 99% van de ooit geëvolueerde soorten is alweer afgedankt, d.w.z. uitgestorven. Een recente opzienbarende gebeurtenis is het ontstaan van de diersoort mens, die met z'n geestelijke vermogens de eerste soort is die weet heeft van het drama, en (naar het schijnt) invloed kan uitoefenen op het verloop ervan.

Het boek van Prof. Sahtouris, de basis van het bouwstuk, was voor mij een belangrijk station op mijn zoektocht. Ik had het gevoel dat ik bij de bron gearriveerd was, het begin van alles wat een mens maar bedenken en beleven kan, het leven zelf. Nog steeds merk ik dat ik bij al m'n geestelijke activiteiten altijd ook even door de bril van de biologie naar het onderwerp kijk. Van de vele voor mij waardevolle verworvenheden uit deze materie noem ik er slechts drie: de voortstuwende wereldorde, het begrip wederzijdse consistentie, en het begrip wereldbeeld.

Ik ben overtuigd geraakt dat evolutie meer is dan alleen toeval, dat er iets achter steekt. Voor mij zal dat wel altijd een mystrerie blijven, maar minder rationele thomassen dan ik zijn er gauw klaar mee: dat is God, Allah, Jahwe, Indra, de demiurg, het Al, het Zelf, het Ene, het Onzegbare, noem maar op. Biologen verklaren als rechtgeaarde westerse wetenschappers niet met zulke ondefinieerbare begrippen, maar hebben het over 'contingency', een soort mengsel van toeval en noodzaak. Het woordenboek zegt 'bound to happen'. Maar dan hoor ik de bioloog Stephen Jay Gould zeggen 'ik geloof in contingency', en dan realiseer ik mij dat hij geen stap verder is dan ik. Om verwarringen of vruchteloze discussies te vermijden, noem ik vanavond datgene dat er achter steekt 'beginsel X', het meest neutrale dat ik kon bedenken. Ieder is welkom om die X in te vullen zoals hem behaagt. Ikzelf voel meer voor de term 'voortstuwende wereldorde' dan voor de term 'opperbouwmeester'. Ik word niet gebouwd, ik bouw zelf.

De systeembenadering van het leven (voor mij begonnen met Capra) leerde mij het belang van wederzijdse consistentie. Alles wat leeft is te beschouwen als een systeem. En het is altijd hiërarchisch georganiseerd. Elk levend organisme bestaat uit een aantal ondergeschikte subsystemen, maar is zelf weer onderdeel van een hoger systeem. Deze wetmatigheid geldt van het kleinste micro- tot het grootste macro-organisme, ook voor de menselijke samenleving als geheel. Volgens de inmiddels aanvaarde Gaia-theorie is zelfs de planeet aarde een levend organisme, waarvan de mens een van de subsystemen is.

Wederzijdse consistentie houdt in dat ieder organisme zichzelf in leven moet houden, maar ook de organismen onder zich en boven zich. Zonder dat gaat op den duur de hele hiërarchie te gronde. Toepassing van dit principe in de mensenmaatschappij betekent bijvoorbeeld dat in een afhankelijkheidsrelatie tussen werkgever en werknemer de verantwoordelijkheid in beide richtingen moet gaan. Of: een milieucrisis is een verstoring van de wederzijdse consistentie tussen een mensengemeenschap en zijn ecologische omgeving. Duurt die verstoring te lang, dan leggen beide het loodje. Het bevorderen van wederzijdse consistentie past zonder meer in de beginselverklaring van de orde, maar daar zou ik uit mijzelf nooit opgekomen zijn.

Het begrip wereldbeeld vond ik zo belangrijk dat ik in 1991 een apart bouwstuk leverde met de titel 'Het belang van ons wereldbeeld'. Voor mij betekende het woord 'wereldbeeld' vroeger zoiets als de mening die je hebt over de wereld, maar het bleek veel méér te zijn. Te veel om nu even te vertellen. Alle levende wezens vertonen een geprogrammeerd gedrag, dat bepaald wordt door het wereldbeeld dat ze van de evolutie hebben meegekregen. Voor iedere planten- of dierensoort is dat precies passend voor z'n voortbestaan. De mens heeft dat geschonken wereldbeeld alleen voor z'n vitale funkties. Het zorgt er b.v. voor dat je niet doodgaat omdat je vergeet adem te halen, en dat je instinctief kiest tussen vechten of vluchten bij gevaar.
Maar de rest van het menselijk gedrag, óók bepalend voor het voortbestaan van de soort, wordt door de mens zelf gekozen en voortdurend aangepast of aangevuld. Denkt U voor het gemak maar even aan een soort bibliotheek van denkschema's, gedragspatronen, overtuigingen, normen, waarden, vooroordelen, enz., die samen als innerlijk naslagwerk fungeren. En je bent je van die hele rambam lang niet allemaal bewust, dus je kunt vooroordelen hebben zonder het te weten. Wereldbeeld bepaalt grosso modo het gedrag. En niemand verandert z'n wereldbeeld graag, want wie geeft graag z'n vermeende zekerheden prijs? Waar ik U vanavond verslag van doe zijn wijzigingen en aanvullingen van mijn wereldbeeld, en dat ging lang niet altijd gemakkelijk.

Een conclusie mijnerzijds uit het geleerde is dat de westerse mens in het algemeen een ander gedrag zal moeten aanleren, maar dat alleen maar een pleidooi voor ander gedrag, laat staan het voorschrijven van een ander gedrag, weinig kans van slagen heeft. Het is veel zinvoller om je energie te richten op het wereldbeeld van de ander, eventuele misvattingen aan het licht te brengen, wereldbeelden aan te vullen, te vergelijken, of te verdiepen. Kortom, het zelf denken te stimuleren. Zijn of haar gedrag komt dan vanzelf wel. Bovendien is identiek denken en handelen van alle mensen niet eens gewenst, het is strijdig met de geest van de evolutie.

Als je zo te werk gaat, ben je naar mijn mening bezig met alle zes uitgangspunten uit onze beginselverklaring, speciaal het zesde: 'ieders plicht om met toewijding te werken aan het welzijn der gemeenschap'.

Ook in 1991 leverde ik een bouwstuk getiteld 'Waarom godsdienst?' Een vraag die mij al heel lang bezig had gehouden. Het verwonderde mij dat zoveel mensen zich de wet lieten voorschrijven door godsdiensten, en ongeloofwaardige verhalen als absolute waarheid nemen. Het bouwstuk was gebaseerd op het gedachtengoed van de antropoloog Joseph Campbell. De behoefte om je met iets hoger één te voelen, te begrijpen hoe het allemaal in elkaar steekt, wat je eigen rol is e.d., die behoefte is een product van de evolutie, en is dus altijd in ons werkzaam. Hij zal ooit wel verder evolueren, maar voor dagelijks gebruik kunnen we die behoefte als een onveranderlijk gegeven beschouwen. Wel veranderlijk is de manier waarop mensen in deze behoefte voorzien. Maar dan hebben we het over culturele evolutie die veel sneller gaat dan de biologische, en die niet voor de hele mensheid tegelijk hoeft te werken.
Het is slechts weinigen gegeven om die mysterieuze ervaring te hebben die wel verlichting wordt genoemd, of God zien, of nirwana, of paradijs, of gnosis, of het licht zien, of nog weer anders. Middelen om die ervaring rationeel aan je medemensen over te brengen zijn er niet. Alleen aan kunstenaars schijnt het een enkele keer te lukken. Men moet zich dus behelpen met metaforen, en miljoenen mensen hebben dank zij die metaforen toch een gevoel van verbondenheid met het Hogere, en ontlenen daar inspiratie aan voor hun leven. En of dat dan mythologie, godsdienst of vrijmetselarij wordt genoemd, is minder relevant vind ik.

Het gaat helaas fout als je die metaforen als letterlijke waarheden gaat zien, en nog fouter als je daarom oorlog maakt tegen mensen met andere metaforen. En dat is helaas vaak de praktijk. Metaforen zijn altijd produkt van plaats en tijd. Ze hebben dus nooit eeuwigheidswaarde. Ze verliezen hun zeggingskracht buiten hun eigen ontstaanscultuur, of als de situatie verandert. Er moeten dan nieuwe bedacht worden, want de biologische behoefte is permanent. Campbell ziet tekenen dat de mensheid daar aan toe is omdat de meeste metaforen versleten raken en hun inspirerende kracht verliezen. Hij sluit niet uit dat dat misschien al aan het gebeuren is zonder dat we het herkennen.

Voor mijn wereldbeeld betekende dit dat ik onderscheid ging maken tussen religie en de hele rest van geestelijke stromingen. Religie is voor mij het besef en de erkenning van die net beschreven biologische behoefte. En de manier waarop je daarin probeert te voorzien die mag je verder noemen zoals je wilt. Ik ben namelijk gaan inzien dat het rechte handelen veel belangrijker is dan het rechte geloof. In mijn opvatting is de vrijmetselarij dus een uiting van religieus besef. En kan niemand beweren dat alleen hij het ware geloof heeft. Ik ben in ieder geval blij dat de vrijmetselarij op dit gebied niets claimt.

In 1992 kwam ik met het bouwstuk 'Omwenteling' Dat was gebaseerd op twee boeken, van Willis Harman, en van Jörg Wichmann. De strekking was dat er een verschuiving plaats vindt in het denken van de westerse mens, en dat er plaats is voor nieuwe vormen van religie. Langs twee andere wegen dus dezelfde conclusie als die van Campbell. Steeds meer mensen beseffen de eenzijdigheid van de wetenschappelijke westerse beschaving en/of ze voelen zich gefrustreerd in hun behoefte aan zingeving. De kloof tussen religie en wetenschap zou overbrugd kunnen worden door de esoterie: die streeft enerzijds naar nauwkeuriger kennis dan de religie, maar wil anderzijds dieper schouwen dan de wetenschap.

Harman maakt plausibel dat geen enkele economische, politieke of militaire macht de macht van het denken in de samenleving kan weerstaan. (Denk aan de val van het communisme, beëindiging van de oorlog in Vietnam, burgerlijke ongehoorzaamheid, de discussie over de Nederlandse verzorgingsstaat enz.) Dat sterkte mij opnieuw in mijn opvatting dat je je energie niet moet richten op gedragsverandering van andere mensen, maar op hun denken. En dat vervolgens enig vertrouwen gewettigd is in dat beginsel X. Een derde punt bij Harman was de onderschatting van het menselijk bewustzijn, maar dat laat ik nu weg omdat het bij geen van de drie gekozen thema's past.

Ik heb nu in 20 minuten verteld wat oorspronkelijk 6 à 7 uur spreektijd heeft gevorderd. Hier wou ik het nu maar even bij laten wat mijn verworvenheden betreft. Ik deel een lijstje met boektitels uit voor degenen die ergens dieper op willen ingaan.

Nu de relatie met de vrijmetselarij. Het enige dat voor mij vaststaat is dat mijn lidmaatschap van de loge een rol heeft gespeeld in mijn ontwikkeling, maar het lukt mij niet om te pinpointen hoe of wat. De enige factor waar ik zeker van ben is de stimulans die uitgaat van de omgang met andere zoekers. Ik voel ook meer banden met de mensen dan met de organisatie.

Zonder vrijmetselarij zou ik zeker ook aan het lezen zijn gegaan, maar misschien anders. Mijn affiniteit met de rituelen is in de loop van de tijd minder geworden. Mijn gevoel voor symboliek is van onvoldoende tot voldoende ontwikkeld. Mijn religieus gevoel is sterk gegroeid. Ik hang ergens tussen geloven en weten in: het een wil ik niet, en het andere kan ik niet.

Ik zei U al dat dit bouwstuk een onderdeel was van een soort balans opmaken. Ik ben dus ook teruggegaan naar mijn leerlingbouwstuk in 1977. En wat bleek? Ik kan nu letterlijk dezelfde terminologie gebruiken als toen: meer evenwicht tussen verstand en gevoel, meer evenwicht tussen materiële en geestelijke waarden, dagend besef dat het leven meer te bieden heeft dan alleen welvaart, de glorie van de prestatie of het winnen van respect van anderen. Ik kan nu nog precies hetzelfde zeggen, ik ben er alleen een stukje gevorderd met het relativeren ervan.

Toen al citeerde ik Br. Zeylemaker uit het Gedenkboek Vrijmetselarij 1956, pag. 26. 'Al naarmate de vrijmetselaar groeit in harmonisch besef door zijn rituele arbeid en door de praktijk van de samenwerking met zijn medebroeders, groeit zijn gelijkmoedigheid en daarmee zijn innerlijke vrede en zijn levensgeluk'. Die innerlijke vrede had ik toen niet, en die heb ik nog steeds niet. En of ik gelukkiger ben geworden, dat betwijfel ik. Een doodenkele keer hoor ik van anderen dat ik in positieve zin ben veranderd sinds ik vrijmetselaar ben, maar het fijne daarvan is mij niet duidelijk. Je praat niet zo makkelijk over die dingen, is mijn ervaring.

Met excuses voor deze ego-trip meld ik als mijn eindconclusie, dat de balans met een positief saldo sloot. Ik blijf vrijmetselaar zolang ik het gevoel heb dat ik in de club pas. Ik ben daar niet altijd zeker van.

Ik ga nog even verder over de vrijmetselarij zelf: in mijn bouwstuk 'Omwenteling' stelde ik onder andere dat de verschuivende westerse mentaliteit kansen biedt voor esoterische stromingen. Ik heb mij afgevraagd of de vrijmetselarij een van die stromingen zou kunnen zijn. Als de stelling van Harman over de macht van het collectieve denken waar is, (en ik geloof dat), en als de vrijmetselarij op de goede golflengte uitzendt, dan zou het ledental moeten stijgen, maar dat doet het niet. Moeten we soms iets veranderen?

De vraag is gewettigd, want we hebben het over een groepering die heel trots zegt dat men vasthoudt aan tradities van 2 1/2 eeuw oud, en dat nota bene in een samenleving die nooit eerder zo sterk is veranderd als juist in die 2 1/2 eeuw. Kan dat zo maar? Versta je elkaar dan nog wel?

Mijn antwoord is o.a. gebaseerd op de overweging dat de vrijmetselarij verschillende dingen is voor verschillende mensen. Voor de een is het een gevoel van verbondenheid met iets hogers. Voor de ander is het een idee, gedachtengoed, en zijn de uiterlijke vormen bijzaak. Een ander ziet het als een levensschool, een methode, of een kunst. Gevoeligen voor rituelen vinden alleen de open loges belangrijk. Weer anderen zien het voor alles als een plek om met gelijkgestemden van gedachten te wisselen, en dan variërend van sociëteit-achtig tot grote diepgang. En een aantal komt als consumenten van geestelijk goed. En toch, negen van de tien toetreders blijven lid voor de rest van hun leven. Kennelijk is juist die verscheidenheid een kracht, die dus gecultiveerd moet worden.

Naar mijn mening moeten we in essentie blijven wat we zijn, maar moeten we goed luisteren naar onze jonge leden, die veronderstelde zoekers, als representanten van wat er leeft in de maatschappij. Dat is immers de gemeenschap waaraan we volgens onze beginselverklaring 'met toewijding willen arbeiden'. Paternalisme van de routiniers past daar niet in, signalen opvangen uit de samenleving wel.

Al met al is mijn aanbeveling dat we onze toelatingskriteria niet verlagen, maar wel veel energie steken in het opengooien van ons werk naar de gemeenschap. Ik vind dat onze voorlichters daartoe al heel goed werk doen. Hun laatste uitnodigingsbrief drukte mij zo maar onze beginselverklaring onder de neus, die ik zeker al tien jaar niet meer bekeken had. Mijn verhaal van vanavond draagt er de sporen van.

En een goed besluit, zeker van een bouwstuk als dit, is een citaat uit het artikel van Dick van der Noord in het AMT van november 1993. Het bevat een voortreffelijke analyse van 'verdraagzaamheid' met raadgevingen voor het beoefenen ervan in de vrijmetselarij. Ik citeer eruit: "Het enige wat uitdrukkelijk niet de bedoeling is, is onverdraagzaam te polariseren (....) Polariseren hoort niet thuis in de vrijmetselarij, maar evenmin hoort daarbij het bij voorbaat uit zogenaamd respect voor elkaar nergens over praten". En hij citeert Nietzsche: "'De zekerste manier om iemand te bederven is: hem ertoe te brengen gelijkgezinden hoger te achten dan andersdenkenden".

Mijn interpretatie daarvan: 'de waarheid graag, maar altijd in liefde'. Allebei dingen om in gedachten te houden.


B O E K E N L IJ S T :
Robert Augros & George Stancui: De nieuwe biologie, Lemniscaat 1989, ISBN 9060697022
William Calvin: De rivier die tegen de berg opstroomt, Bakker 1990, ISBN 9035108620
Joseph Campbell: Mens, mythe en metafoor, Contact , ISBN 9025469027
Fritjof Capra: Het Keerpunt, Contact 1987, ISBN 9025465226
Fritjof Capra: De Tao van fysica, Contact 1988, ISBN 9025468039
Pim Fortuyn: Aan het volk van Nederland, Contact 1992. ISBN 9025403034
Erich Fromm: De angst voor de vrijheid, 9e druk, Bijleveld 1976, ISBN 9061315514
Erich Fromm: Liefhebben, een kunst, een kunde, 8e druk, Bijleveld 1976
Willis Harman: Omwenteling, Lemniscaat 1991, ISBN 9060697480
Wim Kayzer: Een schitterend ongeluk, Contact 1993, ISBN 9025403956
Richard Lewontin: Menselijke verscheidenheid, ISBN 9070157527
J.E. Lovelock: Gaia, de natuur als organisme, Bruna 1980, ISBN 902297829X
Elisabeth Sahtouris: Gaia danst, de weg van chaos naar kosmos, Kosmos 1990, ISBN 9021516179
Roman Smoluchowski: Het zonnestelsel, ISBN 907015756X
Steven M. Stanley: Uitsterven, rampen markeren elk nieuw begin, ISBN 9070157829

2 opmerkingen:

  1. Ik dank u voor dit blogstuk. Ik vraag mijzelf ook constant af waar we elkaar zijn kwijtgeraakt of hebben we elkaar nooit gehad?

    Geloof en spirtualiteit van weten en beleven heb ik onderzocht en de zoektocht is nog steeds niet voltooid. Ik maak me zorgen en tegelijkertijd vind ik het een fascinerende tijd waar we doorheen gaan. Ik vind het zinvoller omdat we allemaal zoeken: de uitgang of een nieuwe ingang, in ieder geval we willen meer mens zien, meer levensinhoud ervaren dan de leegheid van de consumptiemaatschappij. Ook de periode van geloof zoals we het ervaren hebben met rituele van priesters en nonnen heeft zijn tijdperk gehad. We zijn opdrift geraakt in onszelf en buiten onszelf omdat we allemaal eenzame zielen zijn op de grote zee.

    Ik hou van die eenzaamheid het heeft mij verdieping gegeven uw weet hopelijk wat ik bedoel met eenzaamheid? Niet de eenzaamheid doorgebrek aan mensen om mij heen maar iets dat dieper gaat en dat onvervult is en toch ben ik ook gelukkig en tevrede met dit gevoel. Het is dubbel omdat het je dichterbij jezelf brengt vind ikzelf. Het leven voorheen voordat de de krachten van lot en balast van generatie zich openbare geeft intense gevoelens die je niet toe wilt laten maar nu ben ik volwassen en laat ik dingen toe om te verwerken. Sommige mensen denken dat ik van de leed hou, nee, ik hou van het leven zoals het komt en gaat.Pas door diepe inzicht en bewustwording begin ik verbanden te zien en te begrijpen is dat niet een prachtig geschenk?

    Ik heb de mensheid nooit begrepen, doordat ''hoe kun je eigen soort pijnige wat is de zin ervan'' maar nu weet ik beter. Ten eerste moet de mens zichzelf gaan dragen, dat is de weg van bloemen op het pad: zien, ruiken en ervaren door geuren op te snuiven.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank u voor uw zeer persoonlijke reactie. Ik denk dat veel mensen zich in uw treffende woorden zullen herkennen.

    Met vriendelijke groet,

    Rudolph Kroon

    BeantwoordenVerwijderen