Piet Romeijn, januari 1994
Het idee voor dit bouwstuk is ontstaan toen ik  een keer met de vraag bezig was 'Wat heb ik aan vrijmetselarij gehad in  die 18 jaar?' Ik zocht en zoek nog steeds zonder precies te weten wat ik  zoek. Dus ik weet ook niet of ik het gevonden heb. Eigenlijk zegt  'zwerftocht' beter wat ik bedoel dan 'zoektocht'. Die zwerftocht heeft  wel het een en ander opgeleverd, en daarvan wil ik een soort verslag  geven.
Om een beetje samenhang te krijgen heb ik mijn verhaal gegroepeerd rondom drie thema's: 
1° Hoe mensen met elkaar moeten omgaan (het belangrijkste thema) 
2° Wat is het dat mensen tot zoekers maakt? 
3° Mijn kijk op de menselijke samenleving.
|  | 
| Piet Romeijn | 
Die drie thema's hebben natuurlijk nooit als een  soort boodschappenlijstje in mijn hoofd gezeten. Het is een schijnbare  orde in wat in werkelijkheid een ratjetoe is. Product van lezen,  nadenken en discussiëren, vaak door toeval gestuurd. Na mijn 65e is dat  geïntensiveerd omdat het heilige moeten van het werk wegviel. En de  conclusies waarover ik verslag doe ontsprongen lang niet altijd  plotseling, maar groeiden geleidelijk.
Ik hang mijn verslag op aan een aantal  bouwstukken die ik heb geleverd. Die kun je een beetje als mijlpalen  beschouwen. Telkens als ik me ergens in verdiept heb en weer een beetje  kennis of inzicht heb verworven, heb ik de behoefte om dat door te  geven, tot drammens toe. En de loge  wordt daar wel eens het slachtoffer  van.
In 1979 bracht ik het bouwstuk 'Positieve en  negatieve vrijheid', gebaseerd op een boek van Erich Fromm. Het was mijn  eerste echte bouwstuk als  meester- vrijmetselaar. De strekking was als  volgt: De moderne westerse mens heeft aanzienlijk meer vrijheid om zijn  eigen leven te sturen dan zijn voorouders. Maar die zegen heeft een  keerzijde. Veel mensen vinden het maar moeilijk om die vrijheid zelf in  te vullen, zelf te moeten kiezen hoe ze moeten denken en doen, en ze  geven zich dan gemakkelijk over aan automatisch conformisme,  autoritairisme of destructivisme. Kerk en politiek bijvoorbeeld willen  je maar al te graag verlossen van zo'n angst voor de vrijheid, door je  precies voor te schrijven hoe je moet leven.
Mijn conclusie was: iedereen moet z'n eigen leven  leven, en kan alleen maar zelf met z'n problemen klaarkomen. Je kunt  een ander daarbij helpen, niet door hem of haar oplossingen op te  dringen, maar meedenken voor een door de ander zelf te kiezen oplossing.  Stimuleer het eigen denken bij iedereen, maar vooral bij jezelf. Vraag  je steeds af of een idee van jezelf is, of klakkeloos aanvaard van de  een of andere vermeende autoriteit. Dat is niet zo makkelijk als het  misschien lijkt.
Ik had al snel kennis gemaakt met ons gezegde 'Op  U komt het aan'. Aanvankelijk had dat voor mij weinig inhoud. Als het  tot mij gericht werd, had ik zelfs wel eens het gevoel dat ik op mezelf  teruggeworpen werd. Pas door nadenken over Fromm b.v. kreeg dat gezegde  betekenis.
In 1987 bracht ik als bouwstuk voor het eerst  'Het concept Liefde volgens Fromm'. Het was en is nog steeds een  pleidooi voor een levenshouding en een omgang met je medemensen met de  kenmerken geven van jezelf, zorg, verantwoordelijkheid, respect en  inzicht. En vergeet vooral dan niet om dat ook op jezelf toe te passen.  Niet alleen 'Ken Uzelve', maar ook 'Respecteer Uzelve'. Wie niet van  zichzelf houdt, kan ook niet van een ander houden. Het beste kun je de  naam Liefde maar vergeten. Dat wekt alleen maar verwarrende of  romantische associaties met even geaccepteerde, maar heel andere  definities van liefde. Noem het liever 'levenshouding' of 'recept voor  de omgang tussen mensen'.
Mijn conclusie was en is: ik beschouw dit inzicht  als een van mijn voornaamste verworvenheden. Ik ben ervan overtuigd dat  de samenleving een stuk aangenamer zou zijn als genoeg mensen dit  recept zouden toepassen. Zelfs als ze dat zouden doen uit puur  verstandelijke overwegingen. Ik zeg dat nou wel, maar ik weet niet zeker  of het waar is, want het is meer dan alleen een intellectueel concept.  Ik heb het bouwstuk enige malen herschreven voor presentatie in andere  gezelschappen. Nog steeds vind ik het een moeilijke materie. Geven gaat  nog wel, maar ontvangen vind ik veel moeilijker. Waarschijnlijk heeft  zoiets te maken met hoe je heel diep van binnen over jezelf denkt.
Mijn kijk op de menselijke samenleving was al  heel lang zorgelijk, dus mijn kennismaking met het werk van Fritjof  Capra viel in goede aarde. En dat resulteerde in 1988 in mijn bouwstuk  'Keerpunt of doemdenken'. Als ik dat nu herlees heb ik er kritiek op.  Dat komt waarschijnlijk omdat ik er in 1988 veel minder van begreep dan  nu.
Het bouwstuk komt globaal op het volgende neer:  de westerse samenleving vertoont ziekteverschijnselen, maar dat hoeft  geen grond te zijn voor doemdenken. We staan gewoon voor een  cultuurverandering zoals in het verleden al vaker gebeurd is. Alleen is  die nu ingrijpender en voor het eerst mondiaal i.p.v. regionaal. Capra  verklaart de eenzijdigheid van de westerse cultuur vanuit het  Cartesiaanse en Newtoniaanse denken, en betoogt dat we nodig ons  wereldbeeld moeten herzien. En dat er bij oudere culturen wijsheid te  halen is.
Ik voelde mij toen een hele piet met m'n nieuwe  wijsheid, maar ik realiseer mij nu dat de uitwerking voor mijzelf niet  meer dan blikverruimend was. Het leerde mij op een andere manier naar de  dingen kijken dan ik in mijn arbeidsverleden gewend was. Dat er  samenhangen bestaan waaraan ik nog nooit gedacht had. Ik stuitte op  begrippen waarvan ik alleen maar de namen kende, maar niet de inhoud.  Stimulansen om meer aan de weet te komen over cultuur, beschaving,  wereldbeeld, biologische en culturele evolutie, psychologie, ecologie,  biologie, homeostase, systeembenadering van het leven, enz. enz. Het  maçonnieke kader kun je vinden in onze beginselverklaring: 'de orde  streeft naar de veelzijdige en harmonieuze ontwikkeling van de mens en  de mensheid'.
In 1990 bracht ik het bouwstuk 'Gaia danst'. De  strekking van het bouwstuk was dat de planeet aarde alle kenmerken  vertoont die we van een levend organisme verwachten, de Gaia-theorie.  Maar de hoofdzaak was het verhaal van de evolutie van het leven, dat  wonderbaarlijke proces zonder zichtbaar doel of plan, schijnbaar  bestuurd maar toch autonoom, en tot nu toe onstuitbaar gebleken door  welke calamiteit dan ook. Het is tot nu toe een eindeloze variatie op  een aantal eenvoudige functionele strukturen uit de beginperiode, met  een tendens naar toenemende complexiteit en toenemende verscheidenheid.  En met een behoorlijke omzetsnelheid: 99% van de ooit geëvolueerde  soorten is alweer afgedankt, d.w.z. uitgestorven. Een recente  opzienbarende gebeurtenis is het ontstaan van de diersoort mens, die met  z'n geestelijke vermogens de eerste soort is die weet heeft van het  drama, en (naar het schijnt) invloed kan uitoefenen op het verloop  ervan.
Het boek van Prof. Sahtouris, de basis van het  bouwstuk, was voor mij een belangrijk station op mijn zoektocht. Ik had  het gevoel dat ik bij de bron gearriveerd was, het begin van alles wat  een mens maar bedenken en beleven kan, het leven zelf. Nog steeds merk  ik dat ik bij al m'n geestelijke activiteiten altijd ook even door de  bril van de biologie naar het onderwerp kijk. Van de vele voor mij  waardevolle verworvenheden uit deze materie noem ik er slechts drie: de  voortstuwende wereldorde, het begrip wederzijdse consistentie, en het  begrip wereldbeeld.
Ik ben overtuigd geraakt dat evolutie meer is dan  alleen toeval, dat er iets achter steekt. Voor mij zal dat wel altijd  een mystrerie blijven, maar minder rationele thomassen dan ik zijn er  gauw klaar mee: dat is God, Allah, Jahwe, Indra, de demiurg, het Al, het  Zelf, het Ene, het Onzegbare, noem maar op. Biologen verklaren als  rechtgeaarde westerse wetenschappers niet met zulke ondefinieerbare  begrippen, maar hebben het over 'contingency', een soort mengsel van  toeval en noodzaak. Het woordenboek zegt 'bound to happen'. Maar dan  hoor ik de bioloog Stephen Jay Gould zeggen 'ik geloof in contingency',  en dan realiseer ik mij dat hij geen stap verder is dan ik. Om  verwarringen of vruchteloze discussies te vermijden, noem ik vanavond  datgene dat er achter steekt 'beginsel X', het meest neutrale dat ik kon  bedenken. Ieder is welkom om die X in te vullen zoals hem behaagt.  Ikzelf voel meer voor de term 'voortstuwende wereldorde' dan voor de  term 'opperbouwmeester'. Ik word niet gebouwd, ik bouw zelf.
De systeembenadering van het leven (voor mij  begonnen met Capra) leerde mij het belang van wederzijdse consistentie.  Alles wat leeft is te beschouwen als een systeem. En het is altijd  hiërarchisch georganiseerd. Elk levend organisme bestaat uit een aantal  ondergeschikte subsystemen, maar is zelf weer onderdeel van een hoger  systeem. Deze wetmatigheid geldt van het kleinste micro- tot het  grootste macro-organisme, ook voor de menselijke samenleving als geheel.  Volgens de inmiddels aanvaarde Gaia-theorie is zelfs de planeet aarde  een levend organisme, waarvan de mens een van de subsystemen is.
Wederzijdse consistentie houdt in dat ieder  organisme zichzelf in leven moet houden, maar ook de organismen onder  zich en boven zich. Zonder dat gaat op den duur de hele hiërarchie te  gronde. Toepassing van dit principe in de mensenmaatschappij betekent  bijvoorbeeld dat in een afhankelijkheidsrelatie tussen werkgever en  werknemer de verantwoordelijkheid in beide richtingen moet gaan. Of: een  milieucrisis is een verstoring van de wederzijdse consistentie tussen  een mensengemeenschap en zijn ecologische omgeving. Duurt die verstoring  te lang, dan leggen beide het loodje. Het bevorderen van wederzijdse  consistentie past zonder meer in de beginselverklaring van de orde, maar  daar zou ik uit mijzelf nooit opgekomen zijn.
Het begrip wereldbeeld vond ik zo belangrijk dat  ik in 1991 een apart bouwstuk leverde met de titel 'Het belang van ons  wereldbeeld'. Voor mij betekende het woord 'wereldbeeld' vroeger zoiets  als de mening die je hebt over de wereld, maar het bleek veel méér te  zijn. Te veel om nu even te vertellen. Alle levende wezens vertonen een  geprogrammeerd gedrag, dat bepaald wordt door het wereldbeeld dat ze van  de evolutie hebben meegekregen. Voor iedere planten- of dierensoort is  dat precies passend voor z'n voortbestaan. De mens heeft dat geschonken  wereldbeeld alleen voor z'n vitale funkties. Het zorgt er b.v. voor dat  je niet doodgaat omdat je vergeet adem te halen, en dat je instinctief  kiest tussen vechten of vluchten bij gevaar.
Maar de rest van het menselijk gedrag, óók  bepalend voor het voortbestaan van de soort, wordt door de mens zelf  gekozen en voortdurend aangepast of aangevuld. Denkt U voor het gemak  maar even aan een soort bibliotheek van denkschema's, gedragspatronen,  overtuigingen, normen, waarden, vooroordelen, enz., die samen als  innerlijk naslagwerk fungeren. En je bent je van die hele rambam lang  niet allemaal bewust, dus je kunt vooroordelen hebben zonder het te  weten. Wereldbeeld bepaalt grosso modo het gedrag. En niemand verandert  z'n wereldbeeld graag, want wie geeft graag z'n vermeende zekerheden  prijs? Waar ik U vanavond verslag van doe zijn wijzigingen en  aanvullingen van mijn wereldbeeld, en dat ging lang niet altijd  gemakkelijk.
Een conclusie mijnerzijds uit het geleerde is dat  de westerse mens in het algemeen een ander gedrag zal moeten aanleren,  maar dat alleen maar een pleidooi voor ander gedrag, laat staan het voorschrijven  van een ander gedrag, weinig kans van slagen heeft. Het is veel  zinvoller om je energie te richten op het wereldbeeld van de ander,  eventuele misvattingen aan het licht te brengen, wereldbeelden aan te  vullen, te vergelijken, of te verdiepen. Kortom, het zelf denken te  stimuleren. Zijn of haar gedrag komt dan vanzelf wel. Bovendien is  identiek denken en handelen van alle mensen niet eens gewenst, het is  strijdig met de geest van de evolutie.
Als je zo te werk gaat, ben je naar mijn mening  bezig met alle zes uitgangspunten uit onze beginselverklaring, speciaal  het zesde: 'ieders plicht om met toewijding te werken aan het welzijn  der gemeenschap'.
Ook in 1991 leverde ik een  bouwstuk getiteld  'Waarom godsdienst?'  Een vraag die mij al heel lang bezig had gehouden.  Het verwonderde mij dat zoveel mensen zich de wet lieten voorschrijven  door godsdiensten, en ongeloofwaardige verhalen als absolute waarheid  nemen. Het bouwstuk was gebaseerd op het gedachtengoed van de  antropoloog Joseph Campbell. De behoefte om je met iets hoger één te  voelen, te begrijpen hoe het allemaal in elkaar steekt, wat je eigen rol  is e.d., die behoefte is een product van de evolutie, en is dus altijd  in ons werkzaam. Hij zal ooit wel verder evolueren, maar voor dagelijks  gebruik kunnen we die behoefte als een onveranderlijk gegeven  beschouwen. Wel veranderlijk is de manier waarop mensen in deze behoefte  voorzien. Maar dan hebben we het over culturele evolutie die veel  sneller gaat dan de biologische, en die niet voor de hele mensheid  tegelijk hoeft te werken.
Het is slechts weinigen gegeven om die  mysterieuze ervaring te hebben die wel verlichting wordt genoemd, of God  zien, of nirwana, of paradijs, of gnosis, of het licht zien, of nog  weer anders. Middelen om die ervaring rationeel aan je medemensen over  te brengen zijn er niet. Alleen aan kunstenaars schijnt het een enkele  keer te lukken. Men moet zich dus behelpen met metaforen, en miljoenen  mensen hebben dank zij die metaforen toch een gevoel van verbondenheid  met het Hogere, en ontlenen daar inspiratie aan voor hun leven. En of  dat dan mythologie, godsdienst of vrijmetselarij wordt genoemd, is  minder relevant vind ik.
Het gaat helaas fout als je die metaforen als  letterlijke waarheden gaat zien, en nog fouter als je daarom oorlog  maakt tegen mensen met andere metaforen. En dat is helaas vaak de  praktijk. Metaforen zijn altijd produkt van plaats en tijd. Ze hebben  dus nooit eeuwigheidswaarde. Ze verliezen hun zeggingskracht buiten hun  eigen ontstaanscultuur, of als de situatie verandert. Er moeten dan  nieuwe bedacht worden, want de biologische behoefte is permanent.  Campbell ziet tekenen dat de mensheid daar aan toe is omdat de meeste  metaforen versleten raken en hun inspirerende kracht verliezen. Hij  sluit niet uit dat dat misschien al aan het gebeuren is zonder dat we  het herkennen.
Voor mijn wereldbeeld betekende dit dat ik  onderscheid ging maken tussen religie en de hele rest van geestelijke  stromingen. Religie is voor mij het besef en de erkenning van die net  beschreven biologische behoefte. En de manier waarop je daarin probeert  te voorzien die mag je verder noemen zoals je wilt. Ik ben namelijk gaan  inzien dat het rechte handelen veel belangrijker is dan het rechte  geloof. In mijn opvatting is de vrijmetselarij dus een uiting van  religieus besef. En kan niemand beweren dat alleen hij het ware geloof  heeft. Ik ben in ieder geval blij dat de vrijmetselarij op dit gebied  niets claimt.
In 1992 kwam ik met het bouwstuk 'Omwenteling'  Dat was gebaseerd op twee boeken, van Willis Harman, en van Jörg  Wichmann. De strekking was dat er een verschuiving plaats vindt in het  denken van de westerse mens, en dat er plaats is voor nieuwe vormen van  religie. Langs twee andere wegen dus dezelfde conclusie als die van  Campbell. Steeds meer mensen beseffen de eenzijdigheid van de  wetenschappelijke westerse beschaving en/of ze voelen zich gefrustreerd  in hun behoefte aan zingeving. De kloof tussen religie en wetenschap zou  overbrugd kunnen worden door de esoterie: die streeft enerzijds naar  nauwkeuriger kennis dan de religie, maar wil anderzijds dieper schouwen  dan de wetenschap.
Harman maakt plausibel dat geen enkele  economische, politieke of militaire macht de macht van het denken in de  samenleving kan weerstaan. (Denk aan de val van het communisme,  beëindiging van de oorlog in Vietnam, burgerlijke ongehoorzaamheid, de  discussie over de Nederlandse verzorgingsstaat enz.) Dat sterkte mij  opnieuw in mijn opvatting dat je je energie niet moet richten op  gedragsverandering van andere mensen, maar op hun denken. En dat  vervolgens enig vertrouwen gewettigd is in dat beginsel X. Een derde  punt bij Harman was de onderschatting van het menselijk bewustzijn, maar  dat laat ik nu weg omdat het bij geen van de drie gekozen thema's past.
Ik heb nu in 20 minuten verteld wat  oorspronkelijk 6 à 7 uur spreektijd heeft gevorderd. Hier wou ik het nu  maar even bij laten wat mijn verworvenheden betreft. Ik deel een lijstje  met boektitels uit voor degenen die ergens dieper op willen ingaan. 
Nu de relatie met de vrijmetselarij. Het enige  dat voor mij vaststaat is dat mijn lidmaatschap van de loge een rol  heeft gespeeld in mijn ontwikkeling, maar het lukt mij niet om te  pinpointen hoe of wat. De enige factor waar ik zeker van ben is de  stimulans die uitgaat van de omgang met andere zoekers. Ik voel ook meer  banden met de mensen dan met de organisatie.
Zonder vrijmetselarij zou ik zeker ook aan het  lezen zijn gegaan, maar misschien anders. Mijn affiniteit met de  rituelen is in de loop van de tijd minder geworden. Mijn gevoel voor  symboliek is van onvoldoende tot  voldoende ontwikkeld. Mijn religieus  gevoel is sterk gegroeid. Ik hang ergens tussen geloven en weten in: het  een wil ik niet, en het andere kan ik niet.
Ik zei U al dat dit bouwstuk een onderdeel was  van een soort balans opmaken. Ik ben dus ook teruggegaan naar mijn  leerlingbouwstuk in 1977. En wat bleek? Ik kan nu letterlijk dezelfde  terminologie gebruiken als toen: meer evenwicht tussen verstand en  gevoel, meer evenwicht tussen materiële en geestelijke waarden, dagend  besef dat het leven meer te bieden heeft dan alleen welvaart, de glorie  van de prestatie of het winnen van respect van anderen. Ik kan nu nog  precies hetzelfde zeggen, ik ben er alleen een stukje gevorderd met het  relativeren ervan.
Toen al citeerde ik Br. Zeylemaker uit het  Gedenkboek Vrijmetselarij 1956, pag. 26. 'Al naarmate de vrijmetselaar  groeit in harmonisch besef door zijn rituele arbeid en door de praktijk  van de samenwerking met zijn medebroeders, groeit zijn gelijkmoedigheid  en daarmee zijn innerlijke vrede en zijn levensgeluk'. Die innerlijke  vrede had ik toen niet, en die heb ik nog steeds niet. En of ik  gelukkiger ben geworden, dat betwijfel ik. Een doodenkele keer hoor ik  van anderen dat ik in positieve zin ben veranderd sinds ik vrijmetselaar  ben, maar het fijne daarvan is mij niet duidelijk. Je praat niet zo  makkelijk over die dingen, is mijn ervaring.
Met excuses voor deze ego-trip meld ik als mijn  eindconclusie, dat de balans met een positief saldo sloot. Ik blijf  vrijmetselaar zolang ik het gevoel heb dat ik in de club pas. Ik ben  daar niet altijd zeker van.
Ik ga nog even verder over de vrijmetselarij  zelf: in mijn bouwstuk 'Omwenteling' stelde ik onder andere dat de  verschuivende westerse mentaliteit kansen biedt voor esoterische  stromingen. Ik heb mij afgevraagd of de vrijmetselarij een van die  stromingen zou kunnen zijn. Als de stelling van Harman over de macht van  het collectieve denken waar is, (en ik geloof dat), en als de  vrijmetselarij op de goede golflengte uitzendt, dan zou het ledental  moeten stijgen, maar dat doet het niet. Moeten we soms iets veranderen?
De vraag is gewettigd, want we hebben het over  een groepering die heel trots zegt dat men vasthoudt aan tradities van 2  1/2 eeuw oud, en dat nota bene in een samenleving die nooit eerder zo  sterk is veranderd als juist in die 2 1/2 eeuw. Kan dat zo maar? Versta  je elkaar dan nog wel?
Mijn antwoord is o.a. gebaseerd op de overweging  dat de vrijmetselarij verschillende dingen is voor verschillende mensen.  Voor de een is het een gevoel van verbondenheid met iets hogers. Voor  de ander is het een idee, gedachtengoed, en zijn de uiterlijke vormen  bijzaak. Een ander ziet het als een levensschool, een methode, of een  kunst. Gevoeligen voor rituelen vinden alleen de open loges belangrijk.  Weer anderen zien het voor alles als een plek om met gelijkgestemden van  gedachten te wisselen, en dan variërend van sociëteit-achtig tot grote  diepgang. En een aantal komt als consumenten van geestelijk goed. En  toch, negen van de tien toetreders blijven lid voor de rest van hun  leven. Kennelijk is juist die verscheidenheid een kracht, die dus  gecultiveerd moet worden. 
Naar mijn mening moeten we in essentie blijven  wat we zijn, maar moeten we goed luisteren naar onze jonge leden, die  veronderstelde zoekers, als representanten van wat er leeft in de  maatschappij. Dat is immers de gemeenschap waaraan we volgens onze  beginselverklaring 'met toewijding willen arbeiden'. Paternalisme van de  routiniers past daar niet in, signalen opvangen uit de samenleving wel.
Al met al is mijn aanbeveling dat we onze  toelatingskriteria niet verlagen, maar wel veel energie steken in het  opengooien van ons werk naar de gemeenschap. Ik vind dat onze  voorlichters daartoe al heel goed werk doen. Hun laatste  uitnodigingsbrief drukte mij zo maar onze beginselverklaring onder de  neus, die ik zeker al tien jaar niet meer bekeken had. Mijn verhaal van  vanavond draagt er de sporen van.
En een goed besluit, zeker van een bouwstuk als  dit, is een citaat uit het artikel van Dick van der Noord in het AMT van  november 1993. Het bevat een voortreffelijke analyse van  'verdraagzaamheid' met raadgevingen voor het beoefenen ervan in de  vrijmetselarij. Ik citeer eruit: "Het enige wat uitdrukkelijk niet de  bedoeling is, is onverdraagzaam te polariseren (....) Polariseren hoort  niet thuis in de vrijmetselarij, maar evenmin hoort daarbij het bij  voorbaat uit zogenaamd respect voor elkaar nergens over praten". En hij  citeert Nietzsche: "'De zekerste manier om iemand te bederven is: hem  ertoe te brengen gelijkgezinden hoger te achten dan andersdenkenden". 
Mijn interpretatie daarvan: 'de waarheid graag, maar altijd in liefde'. Allebei dingen om in gedachten te houden.
B O E K E N L IJ S T :
Robert Augros & George Stancui: 
De nieuwe biologie, Lemniscaat 1989, ISBN 9060697022
William Calvin: 
De rivier die tegen de berg opstroomt, Bakker 1990, ISBN 9035108620
Joseph Campbell: 
Mens, mythe en metafoor, Contact , ISBN 9025469027
Fritjof Capra: 
Het Keerpunt, Contact 1987, ISBN 9025465226
Fritjof Capra: 
De Tao van  fysica, Contact 1988, ISBN 9025468039
Pim Fortuyn: 
Aan het volk van Nederland, Contact 1992. ISBN 9025403034
Erich Fromm: 
De angst voor de vrijheid, 9e druk, Bijleveld 1976, ISBN 9061315514
Erich Fromm: 
Liefhebben, een kunst, een kunde, 8e druk, Bijleveld 1976
Willis Harman: 
Omwenteling, Lemniscaat 1991, ISBN 9060697480
Wim Kayzer: 
Een schitterend ongeluk, Contact 1993, ISBN 9025403956
Richard Lewontin: 
Menselijke verscheidenheid, ISBN 9070157527
J.E. Lovelock: 
Gaia, de natuur als organisme, Bruna 1980, ISBN 902297829X
Elisabeth Sahtouris: 
Gaia danst, de weg van chaos naar kosmos, Kosmos 1990, ISBN 9021516179
Roman Smoluchowski: 
Het zonnestelsel, ISBN 907015756X
Steven M. Stanley: 
Uitsterven, rampen markeren elk nieuw begin, ISBN 9070157829