donderdag 3 februari 2011

Gnosis, gnostiek P. Romeijn, juni 2004

Ter inleiding. Veel vrijmetselaren hebben affiniteit met de Gnosis. Regelmatig houden vrijmetselaren lezingen over gnostiek, gnosis. Hieronder volgt een artikel van P. Romeijn uit 2004. Vanzelfsprekend wordt in dit artikel een eigen visie gegeven. Iedere vrijmetselaar / gnosticus zal zo zijn eigen interpretatie hebben. Persoonlijk vind ik dit een interessante artikel en beveel het u graag aan.
---------------------------------


U zult eerst een algemeen verhaal over gnosis horen, gevolgd door iets over de mens en zijn verlossing, over de weg naar gnosis en iets over oorsprong en geschiedenis. Aan het slot vergelijk ik gnosis met het christendom, met psychotherapie en met de vrijmetselarij.

Wat we nu gnostiek noemen, is feitelijk niets anders dan één van de manieren waarop mensen altijd en overal hebben gereageerd (en nog steeds reageren) op wat ik nu maar even de ‘existentievragen’ noem, de menselijke angst en onzekerheid van het bestaan, de tegenwoordigheid van het kwaad, de vraag naar de zin van het leven, naar een eventueel hiernamaals, en dat soort levensproblemen. Wil je het filosofisch zeggen, dan citeer ik de filosoof Plessner die het heeft over een ‘utopisch verlangen in ieder mens naar evenwicht hem van nature ontzegd is, naar zekerheid, vastigheid, vrede en gemoedsrust.’ Wil je het nog korter zeggen: ze proberen antwoorden te vinden op de onbeantwoordbare vragen die de menselijke soort typeren.

In de gnostiek probeert men met dat soort vragen klaar te komen door gnosis te verwerven. Een gnostisch christen noemt dat ‘verlossing door inzicht’, een boeddhist zoiets als ‘bevrijding door verlichting’, een hindoe zoiets als ‘heil door inzicht’, de alchemist ‘het Grote Werk door bevrijding van het goddelijk licht’, maar in wezen draait het steeds om hetzelfde: je levensweg verlichten.
Het woord ‘gnosis’ betekent letterlijk ‘kennis’. Gnostiek is de leer van de gnosis. Maar gnosis is geen rationele kennis, maar intuïtieve kennis van wat wel genoemd wordt de hogere wereld, een wereld die zich aan gewone waarneming onttrekt. Wie gnosis heeft verworven, heeft inzicht in de betekenis en de samenhang van de kosmos, de mensheid, zichzelf, goed en kwaad, enz. Zelfkennis is er een ingrediënt van, maar zonder garantie. Prof. Quispel noemt gnosis ‘kennisse des harten’.

Gnosis is even moeilijk definieerbaar als de term Verlichting die in de mystiek gebruikt wordt. Als je gnosis ervaren hebt, hoef je het niet meer te definiëren, en als je de gnosis niet kent, baat geen enkele definitie. Een uitspraak als deze zal in de oren van een vrijmetselaar niet vreemd klinken, denk ik. Het gaat om het verschil tussen ‘weten’ en ‘ervaren’.

De vondsten van oude documenten, vooral die van Nag Hamadi, die zo’n radicaal nieuwe kijk op het vroege christendom hebben gegeven, hebben gewild en ongewild het begrip gnostiek met ketterij verbonden, maar dat is onjuist. Gnostiek is geen aberratie van het christendom, maar een universele, fundamentele geestelijke stroming, met bronnen van ver vóórdat het christendom bestond.
De verschijningsvormen van de gnostiek zijn enorm gevarieerd aan theorieën, culturen, riten en mythen. Je hoort nog wel eens spreken over ‘de gnosis’ alsof dat een duidelijk omlijnd begrip is. Dat is achterhaald. (EPXXVII) Figuren als Jonas, Quispel, Pagels en vele anderen kibbelen zelfs over hoe ver je die eindeloze variatie nog steeds gnostiek mag noemen. We beginnen in te zien dat de christelijke overleveringen maar een kleine selectie uit vele gnostieke bronnen zijn. (EPXXX) Ik bepaal mij daarom tot de gnostische basishouding, in de hoop dat dat ideeën zal opwekken over de overeenkomsten en verschillen met wat wij als vrijmetselaars aan het doen zijn. De meeste van mijn bronnen liggen op tafel ter inzage. Wie in de christelijke gnostiek geïnteresseerd is, zal het boek van Elaine Pagels interessant vinden.

Ik begin met een terugblik in de tijd. Het christendom is nu een overzichtelijke godsdienst, maar dat is ooit anders geweest. Tot niet lang geleden was de algemene opvatting dat zich na de dood van Jezus iets ontwikkelde dat geleidelijk een kerk werd. Nu weten we dat dat niet klopt. De kerk was in het begin bepaald geen eenheid, maar een onsamenhangende woekering van ideeën, geloofsopvattingen en teksten.

Vele volgelingen van Christus verschilden van mening over gebeurtenissen in zijn leven, de betekenis van zijn leer, en de opbouw van de kerkstructuur. Sinds kort kennen we veel méér evangeliën dan die van het Nieuwe Testament, en minstens drie daarvan bevatten overtuigingen van gnostische groepen. Volgens Pagels levert dit een geheel nieuwe visie op de oorsprongen van het christendom op. (XXIX) (let op het meervoud oorsprongen)

Hoe komt het dat we dat nog maar zo kort weten? Dat is omdat door eeuwenlange indoctrinatie de feiten uit het geheugen zijn verdwenen. Wij kenden alleen wat de orthodoxe overwinnaars schreven. (En, zoals bekend, schrijven die altijd de geschiedenis).

Natuurlijk waren er in de 2e en 3e eeuw christenen die in één god geloofden. Maar er waren anderen die volhielden dat het er twee waren, en sommigen hielden het zelfs op 30 goden. De opvattingen over de persoon van Jezus liepen even ver uiteen. En er is geen enkele reden om de ene groep wel en de andere niet christenen te noemen. Zie de bespreking van drie boeken daarover in de NRC van 9 april 2004.

Globaal kun je de partijen in die tijd in drie groepen onderscheiden: de joodse christenen, die waarschijnlijk het dichtst bij de eerste volgelingen van Jezus staan, de gnostici, die weinig moesten hebben van de joodse wortels van het christendom, en de proto-orthodoxen die tussen die twee groepen in stonden. Maar elke groep was ook zelf weer verdeeld in kleinere groepen.
Het is best een spannende strijd geweest, vooral in de tweede eeuw, toen de gnostiek op z’n hoogtepunt was. Een zekere Valentinus, dichter en theoloog, groot gnostisch leermeester, werd toen bijna bisschop van Rome, de functie die later paus zou gaan heten. De getalsverhouding tussen gnostische en orthodoxe richtingen moet toen ongeveer 50/50 geweest zijn.

Het is een interessante speculatie wat voor christendom er ontstaan zou zijn als het gnosticisme de overhand had gekregen. Maar de orthodoxie kreeg de overhand, en de bezegeling kwam toen het christendom staatsgodsdienst was geworden in het Romeinse rijk, en keizerlijke concilies hadden bepaald wat geloofd moest worden en wat niet. Toen ontstond pas het dogmatische christendom dat wij kennen.

In 1945 werd bij Nag Hamadi in Opper-Egypte een kruik gevonden, ongeveer een meter hoog, rood aardewerk, met pek gesloten. Inhoud: 13 in leer gebonden papyrusboeken, met 52 teksten uit de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling, inclusief een aantal evangeliën die tevoren onbekend waren, Koptische vertalingen uit het Grieks, de taal van het Nieuwe Testament. (EP XIV) De originelen ervan zijn vanaf de vierde eeuw grondig vernietigd. Er zijn hoogstens hier en daar fragmenten van teruggevonden.

Waarom werden die teksten begraven en waarom zijn ze een kleine 2000 jaar zo goed als onbekend gebleven? Omdat ze deel uitmaakten van teksten die als ketterij werden afgekeurd, en het bezit ervan op een gegeven moment verboden werd, en zelfs levensgevaarlijk. (EP XV) . Voor wie in deze geschiedenis geïnteresseerd is, kan ik vooral Elaine Pagels aanbevelen, die als gezaghebbend wordt beschouwd. Haar eerste gepopulariseerde boek De Gnostische Evangeliën veroorzaakte in 1979 enorme deining.

Ik ga nu wat kenmerken beschrijven die de gnostiek in het algemeen typeren. Een gnostisch wereldbeeld is altijd dualistisch: God - wereld, geest - materie, licht - duisternis, hoog - laag, boven - beneden. Bovenaan staat een transcendente, onbekende godheid, die niets met de waarneembare wereld te maken heeft, vér verheven is boven goed en kwaad, niet verantwoordelijk is voor de schepping (oergod, opperwezen, oervader, oervuur, oneindige, onkenbare, oerkracht, enz.) Wordt vaak beschreven in ontkenningen:

Basilides (een bekende gnosticus uit Alexandrië, 2e eeuw): “Hij was niets, noch stof, noch essentie, noch non-essentie, noch eenvoudig, noch samengesteld noch begrijpelijk, noch onbegrijpelijk, noch mens, noch engel, noch god, kortom niets wat een naam heeft.”

Het Apokryphon van Johannes (2e eeuw, in Nag Hamadi gevonden): “Hij is noch volmaaktheid, noch schoonheid, noch godheid, want hij is meer dan dat; hij is zelfs niet oneindig, want hij is meer dan dat. Hij maakt geen deel uit van eeuwigheid of tijd”

Die formuleringen zijn even cryptisch als wat je van Chinese of Indiase filosofen leest, maar niet noodzakelijk met dezelfde betekenis natuurlijk. Het illustreert mooi hoe ontoereikend de taal is voor zaken als deze. Ik blijf nu maar even de term ‘oervader’ gebruiken, maar het woord ‘beginsel’ of een mooie metafoor zou even goed passen. Een Chinees zou waarschijnlijk zonder pijn de term Tao gebruiken.

Als de gnostische christenen het over God hadden of over de goddelijke vonk in henzelf, dan doelden ze op die oervader, niet op God zoals beschreven in de bijbel. Onder die oervader zit steeds een hele hiërarchie van wezens, machten en krachten. Bovenaan de goede, onderaan de slechte. Dat zijn geen scheppingen maar emanaties (uitvloeiingen) van de Oervader. Bovenaan zitten de aeonen of engelen, min of meer verzelfstandigde deugden of krachten van de Oervader (met namen als Diepte, Zwijgen, Wijsheid, Kracht, Logos, Grens, e.d.) Die vormen samen het Pleroma, de Volheid Gods. Die tussenwereld wordt verdeeld geacht in sferen of hemelen, vaak zeven etages, maar bij Basilides zelfs 365. Die worden streng bewaakt om de mensenzielen beneden te houden.

Onderaan in die hiërarchie zitten de tegenspelers, de archonten. Die binden de mens aan de zichtbare schepping. Die schepping is het werk van de demiurg (demiurgos = schepper). Die is verantwoordelijk voor de kwade wereld waarin we leven, voor ons miserabele lot op aarde, voor de gevangenschap van de mensenziel in het lichaam. Die demiurg laat de arme zielen in duisternis verkeren of steeds maar naar andere lichamen reïncarneren, totdat ze wellicht ooit door gnosis verlost worden.

Een gnostisch wereldbeeld is pessimistisch. De gnosticus vindt de wereld absurd, slecht, kwaadaardig, pervers, e.d. Hij verwerpt de wereld als niet zinvol. Uit de Ginza van de Mandeeërs (Palestina, 2e eeuw en later): “Bevrijd ons van de duisternis van deze wereld waarin wij zijn geworpen”. Zulke uitdrukkingen in modernere woorden vinden we ook bij de filosofen Heidegger en Sartre. Dat wij er zijn, daar hebben we niet om gevraagd en hebben wij niet gewild. Er zit iets in van het grondeloze en tegelijkertijd achteloze van het bestaan (Sperna Weiland 163/164)

De positie van de mens en zijn verlossing:
Een tweede basiskenmerk van gnostiek is de visie op de positie van de mens en zijn verlossing. De gnosticus ziet zich zelf als gevangene van de wereld en zijn ziel als gevangen in zijn lichaam. Die ziel wordt vaak beschreven als een vonk, die ergens uit de buurt van die hoogste oervader vandaan komt, uit het Pleroma, en die daarheen wil terugkeren. De kunst is nu om langs als die bewakers bij die vele hemelpoorten te komen. Gnosis is dus ook de kennis van de weg omhoog en van de middelen die je daarvoor moet gebruiken.
Gnostici onderscheiden meestal twee soorten mensen:
1. De verlichten, zuiveren, uitverkorenen, volmaakten (‘Les Parfaits’ van de Katharen). De mensen die gnosis hebben verworven. Dat waren de ‘pneumatici’ en die hebben na hun dood vrije doorgang naar het Pleroma.
2. de ‘hylici’, de onwetenden. Die kunnen niet uit de wereld van de duisternis wegkomen, tenzij misschien na een groot aantal reïncarnaties.
Soms is er bij christelijke gnostici een derde groep, de ‘psychici’. Die konden niet verder komen dan tot een soort tussenparadijs. De orthodoxe christenen werden vaak zo genoemd, omdat ze ‘alleen maar’ geloof hadden, maar nog geen gnosis.
Als we het over verlossing hebben, zullen we iets moeten duiden van ‘verlossing waarvan?’ In psychologische termen: veel mensen beleven — bewust of onbewust — onbegrip en angst om het feit dat ze op deze wereld gezet zijn, angst voor het kwaad, voor lijden, voor eenzaamheid e.d., en zullen zich daaraan willen onttrekken. Het wordt wel eens ‘existentievrees’ genoemd. Die speelt sterker in roerige tijden, en het is dus niet vreemd dat het verval van de antieke wereld, met zijn vele veranderingen, gnostische denkbeelden opwekte.

En dan is het ook niet gek dat in onze hedendaagse wereld gnostische gedachten weer de kop opsteken. Veel auteurs bestempelen de wereld in hun werken als zinloos, absurd, slecht of hopeloos (Denk aan Camus). Ook filosofische stelsels uit de moderne tijd vertonen gnostische kenmerken. Ook kunstwerken (Carel Willink, Simon de pilaarzitter, die zich van de wereld afkeert.) Hans Jonas geeft er een diepzinnige filosofische verklaring van. (GG32/33) Cultuurpessimisme heeft soms ook een gnostische component.

Anders dan in het orthodoxe christendom kan de gnosticus niet door iets of iemand buiten hemzelf verlost of bevrijd worden. “Op hemzelf komt het aan”. Hij moet de gnosis zelf verwerven en hij kan daarbij hoogstens een beetje hulp krijgen van een reeds verlichte profeet of leraar. In de christelijke gnostiek wordt Jezus vaak in die rol gezien, in plaats van de rol die de orthodoxie hem toeschreef.
Ik resumeer even een aantal basiskenmerken van gnostiek:
1. een negatieve kijk op schepping en aards bestaan, met de neiging daaruit te willen ontsnappen
2. kosmisch dualisme, met een scheiding tussen een goed principe bovenaan en een slecht principe onderaan.
3. het is niet een afgeleide van iets anders, maar een op zichzelf staande religieuze denkrichting
4. men kan alleen zichzelf verlossen, met hoogstens een beetje zogenaamd geheime kennis aangereikt

De weg naar gnosis:
De weg naar gnosis heeft als basis vaak openbaringen van mysterieuze oorsprong. Daaruit vloeien dan min of meer geheime leerstellingen voort. Als oorsprong van de openbaring kom je figuren tegen uit de mythologie, uit het Oude Testament of uit het Nieuwe Testament.

Er komen altijd rituelen aan te pas. Ook bijna altijd mysteriën als ‘middel tot ontwaken’ van gnosis. De inwijding gaat meestal geleidelijk. In de riten komen alle stimuli voor die bij geheime genootschappen gebruikelijk zijn, zintuigelijke en symbolische: labyrint, fallus, kelk, boek met openbaring, toverroede, speciale kleding, beelden, ikonen, banieren, muziek, wierook, enz. Ook paswoorden of magische formules om door die hemelpoorten te komen.

Introspectie hoort er ook bij. Citaat van de gnostische leraar Monoimus: “Geef het zoeken naar God, de schepping en soortgelijke zaken op. Zoek naar hem door jezelf als uitgangspunt te nemen. Leer wie het is binnen in je, die zich alles toeëigent en zegt: Mijn god, mijn geest, mijn denken, mijn ziel! Als je nauwkeurig deze zaken onderzoekt, zul je hem vinden in jezelf.” (EP XVII). Zelfkennis op het diepste niveau is tegelijkertijd kennis van de oervader. Dat is het geheim van Gnosis.

Ook de manier van leven hoort bij de weg naar gnosis. De gnostische levenshouding is meestal ascetisch, met veel verzaking van aardse geneugten. Maar in enkele gevallen juist andersom: losbandig, tot pervers toe.
Gnostische zedenleer staat in principe afwijzend tegenover de seksualiteit. Immers, lichamen houden zielen gevangen, voortplanting levert nieuwe gevangen zielen en is dus verkeerd. Huwelijk en seks worden alleen maar getolereerd als menselijke zwakheid van onwetenden. Volmaakten trouwen niet. .De troubadours uit de 12e eeuw (kathaars, Z-Frankrijk) vonden een originele oplossing: de hoge minne, de hoofse liefde, geheel onlichamelijk en soms niet eens gericht op een bestaande vrouw.

Oorsprong en geschiedenis van gnostische stromingen.
India kende al eeuwen vóór onze jaartelling Boeddhistische en andere stromingen, die bevrijding verkondigden door verlichting en het motto ‘wég van deze wereld’. Ook Egypte heeft vele gnostische leerstellingen geleverd. Babylonië leverde de astrologische mythe van het afdalen en opstijgen van de zielen door zeven sferen. Het thema van de strijd tussen Licht en Duisternis is aan oude Perzische godsdiensten ontleend. Was ook een thema bij de Essenen, en is dat nog steeds in de vrijmetselarij. (Wat niet betekent dat er toen al vrijmetselarij als zodanig bestond)

De joodse gemeente van Alexandrië kende diverse gnostische verkondigers. Vóór de christelijke jaartelling waren er ook in Alexandrië al boeddhistische missionarissen werkzaam, nadat een boeddhistisch concilie al in 245 vC tot missiewerk had besloten. (EPXVIII).

In de tijd dat de christelijke apostelen leefden en werkten, waren er al christelijke gnostici, die probeerden het nog niet gecanoniseerde christendom te verzoenen met vóórchristelijke geestelijke stromingen.

Uit joods-christelijke kring ontstond de sekte van de Mandeeërs of Mazoreeërs (Manda = gnosis). Die sekte bestaat nog steeds, in de delta van de Eufraat en de Tigris. Hun boeken zijn bijna geheel bewaard gebleven, en hebben voor de theologen waardevol materiaal geleverd.

Van de christelijke gnostici noem ik er twee: Valentinus was de beroemdste, 2e eeuw nC. In het jaar 140 is hij bijna bisschop van Rome geworden. Een inleider vertelde 18 jaar geleden dat naar schatting van hedendaagse theologen in de 2e eeuw ongeveer de helft van de christenen Valentiniaan geweest moet zijn.
De tweede was Marcion, ook uit de 2e eeuw, zoon van een bisschop. Die stichtte een regelrechte tegenkerk met het doel om, zoals hij het noemde, het oorspronkelijke christendom te herstellen. Dat klinkt pas begrijpelijk als je beseft dat de geloofsleer toen nog niet was vastgesteld. De Marcionisten hebben het een paar eeuwen volgehouden en waren verbreid tot in Egypte en Azië toe.
Het meest vervolgde gnostische systeem was het manicheïsme. Het is ontstaan in het begin van de 3e eeuw in Perzië, en het heeft het in Azië tot de 14e eeuw uitgehouden, tot in China toe. De kerkvader Augustinus was manicheeër voordat hij christen werd. In Europa verspreidde het zich in de 4e en 5e eeuw op grote schaal. Maar daarna werd het zo genadeloos vervolgd dat het verdween.
Een bekende gnostische sekte uit de Middeleeuwen zijn de Katharen. De Bogomilen op de Balkan, 9e tot 12e eeuw, worden door sommigen als voorlopers van de katharen beschouwd. Ook in mijn ervaring zijn hun grafmonumenten fascinerend interessant.

Tot besluit waag ik mij aan een drietal vergelijkingen van de gnostische basishouding met die van resp. het christendom, de psychotherapie en de vrijmetselarij:

Orthodox christendom:

• Alle leed en pijn komen voort uit de zonden van de mens, die een oorspronkelijk volmaakte schepping bedierf
• De kerk heeft het laatste woord over wat waarheid is
• Verlossing door geloof in Jezus Christus

Gnostisch christendom:

• De schepping is helemaal niet volmaakt, is het werk van de demiurg en die is verantwoordelijk voor de narigheid. De mens zondigt niet uit slechtheid, maar uit onwetendheid.
• Ieders eigen ervaring is voor hem het laatste waarheidscriterium
• Verlossing door gnosis, Jezus als leraar
Wat zou er gebeurd zijn als toen de gnostische stromingen de overhand hadden gekregen? Het christendom zou dan qua structuur geleken kunnen hebben op het hindoeïsme, een niet-autoritaire verzameling van uiteenlopende geestesstromingen waarin ieder op zijn eigen manier zalig kan worden. Jammer dat het zo niet is gegaan.

Gnostiek en psychotherapie:

In een analyse van de gnostische geesteshouding vond ik bij Pagels een interessante vergelijking met moderne psychotherapie, met opmerkelijke overeenkomsten:
• Beide hebben waardering voor kennis die zelfkennis is, waarlijk begrip. Wie dat mist, wordt gedreven door driften die hij niet begrijpt.
• Beide zijn het er over eens dat de psyche, de ziel, in zichzelf het vermogen tot bevrijding of beschadiging herbergt. Evangelie van Thomas (gevonden in Nag Hamadi, niet gecanoniseerd): “Als je voortbrengt wat in je is, zal dat wat door jou wordt voortgebracht. je redden. Als je niet voortbrengt wat in je is, zal dat wat door jou niet wordt voortgebracht, je vernietigen.” Precies het adagium van de zgn. Rogeriaanse psychotherapie, alleen plechtiger verwoord.
• Beide erkennen dat leiding nodig is, maar tijdelijk. “Jezus is niet Verlosser, maar slechts de leraar”. Je hebt het gezag van de leraar tijdelijk nodig om te leren aan dat gezag te ontgroeien.
• Beide vinden de feitelijke gebeurtenissen van minder belang dan de betekenis die er in wordt gevonden. (net als bij de Stoa)
• Beide zijn geboeid door de figuurlijke betekenis van taal. Als Valentinianus spreekt over de ‘diepte’, de ‘afgrond’ waaruit alle dingen voortkomen, denkt Jung aan het onderbewustzijn. Uit die diepte komen Geest en Waarheid voort, en daaruit weer de Logos en het Leven, en uit die Logos weer de mensheid. Jung ziet dat als een mythische beschrijving van de oorsprong van het menselijk bewustzijn. (EP116)
Er is ook een verschil. Gnostici zoeken naar kennis van eigen innerlijk als iets dat van belang is voor inzicht in de universele vragen. De therapeut gaat meestal niet verder dan de verdichtsels van de cliënt als hulpmiddel te beschouwen voor zijn individuele genezing, maar niet van universeel belang. Jung is misschien de eerste uitzondering, althans als je volhoudt dat psychologie wetenschappelijk moet heten.

Vrijmetselarij:

Tot slot de vrijmetselarij. Naar mijn mening zijn de verschillen groter dan de overeenkomsten. Ik ga even voorbij aan ons gebruik van inwijding en ritueel; dat hebben we gemeen met honderden andere groepen.

In plaats van het kosmisch dualisme van de gnostiek: boven goed, beneden niet goed, hebben wij de begrippen ‘opperbouwmeester’ en de voortstuwende wereldorde. Het verschil is dat de meeste gnostische genootschappen daar een min of meer dogmatisch beeld van hebben, terwijl bij ons zowel de kijk op de kosmos als het oordeel ‘goed of slecht’ ieders persoonlijke zaak is. En dus plaats biedt voor eigen, desgewenst gnostische wereldbeschouwingen.

Dat laatste geldt ook voor de gnostische negatieve kijk op de wereld, en ook voor de opvatting dat het kwaad ons is toegediend. Ook daarover kan iedere vrijmetselaar anders denken. Het enige dat naar mijn mening volledig overeenstemt, is dat beide bewegingen stellen dat iedereen zélf zijn eigen heil moet proberen te vinden.

Een verschil is weer, althans in mijn visie, dat de gnosticus zijn levensweg in dienst stelt van een min of meer transcendent doel, terwijl de vrijmetselarij zich minder op een doel en meer op de weg richt.

Bronnen:
(GG):Tobias Churton, De geschiedenis van de gnosis, ISBN 0297791060
Serge Hutin, De Gnosis, het reddende inzicht, ISBN 9060303245
Jacob Slavenburg, De geheime woorden, ISBN 9020255320
(EP): Elaine Pagels, De Gnostische Evangeliën, ISBN 9060175476
Slavenburg, Messing en Stufkens, Gnosis, christendom en innerlijke ervaring, ISBN 9020280643

Geen opmerkingen:

Een reactie posten